Het Bader-orgel

Het Bader-orgel te Dronrijp

Het Bader-orgel werd tussen 1652 en 1657 gebouwd door Tobias en Arnold Bader. Deze orgelbouwers realiseerden meerdere instrumenten in Friesland, onder andere in Koudum, Leeuwarden en Raerd. Hun grootste werk was het orgel in Ternaard uit 1660. Het orgel in Dronrijp is tegenwoordig het enige overgebleven orgelensemble (kas en pijpwerk) dat in oorspronkelijke staat is hersteld. Van de overige Friese Bader-orgels zijn alleen nog reeksen pijpwerk bewaard gebleven.

 

De orgelbouwers begonnen met het hoofdwerk, dat negen registers kreeg. Het instrument kreeg een typisch Bader-uiterlijk, met spitse torens en vlakke velden onder de tussentorens. De architectonische geleding is sterk benadrukt. De onderbouw kreeg een classicistische uitstraling, met zuilen en Korinthische kapitelen. Opvallend zijn de forse kuiven als bekroningen, een kenmerk dat veel voorkomt bij Friese orgels. Zeer bijzonder zijn de licht hoekig geplaatste zijtorens.

 

Het onderpositief werd voltooid in 1657 en is een kleinere herhaling van het hoofdwerk. Ook dit werk beschikt over negen registers. Het onderpositief is geplaatst in een balustrade, eveneens voorzien van gedraaide zuilen en kapitelen.

 

De stijlen van het orgel zijn rijk versierd met in bas-reliëf gesneden bladslingers. De blinderingsstukken voor het pijpwerk en de kuiven zijn uitgevoerd in complexe bladmotieven, gecombineerd met knorpel- en kwabelementen. Op de cartouche onder het positief worden de orgelmakers vermeld. De gesneden vleugelstukken dateren uit circa 1930.

Dispositie

Hoofdwerk (CDEFGA-c”’): Bourdon 16′, Praestant 8′ – discant dubbelkorig, Baarpijp 8′, Octaaf 4′ – discant dubbelkorig, Quintfluit 3′, Waltfluit 2′, Sexquialter II sterk-2002, Mixtuur IV-V-VI sterk, Trompet 8′.

Rugwerk (CDEFGA-c”’): Holpijp 8′, Quintadeen 8′-2002, Praestant 4′, Fluit 4′, Octaaf 2′, Spitsfluit 2′ (discant) – 2002, Sifflet 1 1/2′ – grotendeels 2002, Mixtuur III-IV sterk-2002, Voxhumana 8′ – 2002.

Pedaal (CDEFGA-d’): Aangehangen.

 

Werktuigelijke registers: Schuifkoppel, Tremulant Onderpositief, Afsluiter Hoofdwerk, Afsluiter Onderpositief

 

Toonhoogte: 412Hz.

Stemming: Middentoon(met acht reine tertsen)

 

Windvoorziening: Twee spaanbalgen(L.J. en J. van Dam, 1832. Afkomstig uit het voormalige orgel van de Galileërkerk te Leeuwarden, thans te Tholen.)

Winddruk: 62 mm Wk.

 

Samenstelling vulstemmen:

Mixtuur IV-V-VI sterk (Hoofdwerk) C: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′. c°: 2′ – 1 1/3′- 1′ – 2/3′ – 1/2′. c’: 4′ – 2 2/3′ – 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1′. c”: 4′ – 2 2/3′ – 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1 1/3′.
Mixtuur III-IV sterk (Rugwerk) C: 1′ – 2/3′ – 1/2′. c°: 1′ – 2/3′ – 1/2′ – 1/3′. c’: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′. c”: 2′ – 1 1/3′ – 1 1/3′ – 1′.
Sexquialter II sterk (Hoofdwerk) C: 2 2/3′ – 1 3/5′.